zaterdag 11 oktober 2014

Lezen voor de lijst- opdracht over boek 1





Titel: Cel

Auteur: Charles den Tex

Uitgeverij: De Geus

Aantal bladzijden: 378

Jaar uitgave: 2008






    Mijn mening
  
  Ik vind het boek ‘Cel’ van Charles den Tex een originele, spannende en grappige boek. Een originele boek, omdat de hoofdstukken erg van lengte verschillen, sommige zijn erg kort in tegenstelling tot de rest, bijvoorbeeld. hoofdstuk 43: ‘Dit gaat niet over mij-onthouden-dit gaat niet over mij.’ en het thema van het boek (gestolen identiteit) komt niet vaak in boeken voor. Ik vind het een spannend boek, omdat er veel in het boek gebeurt waar je eerst nog maar weinig van weet. De informatie die je krijgt komt stuk voor stuk waardoor je nieuwsgierig word, het bouwt de spanning goed op. Het is ook een grappige boek, er zijn erg humoristische stukjes in het boek en ik vond de  T-shirt bedrukkingen van Richard lachwekkend. Het boek is echt een aanrader!!

Samenvatting

Michael Bellicher, is getuige van een auto-ongeluk met dodelijke afloop. Hij is zelfs de enige getuige. De politie ondervraagt hem over wat hij gezien heeft. Een routinekwestie. Maar tot zijn stomme verbazing wordt hij na afloop aangehouden op verdenking dat hij enkele maanden eerder een dodelijk ongeluk zij hebben veroorzaakt en te zijn doorgereden.
Michael weet van niets. Hij is de afgelopen tijd in het buitenland geweest voor zaken, wat hem in de ogen van de politie extra verdacht maakt. Er is maar één mogelijkheid: iemand anders heeft zich als Michael Bellicher voorgedaan, heeft in een auto gereden met zíjn kentekenplaten. Iemand heeft kortom, Michaels identiteit geroofd. Want het houdt niet op bij het auto-ongeluk waarbij de auto op Michaels naam blijkt te staan. Michael wordt ook verdacht van het plegen van een ramkraak op een juwelier en er is op zijn naam een gigantische hypotheek op een waardeloos tuinbouwbedrijf. 
Het is nu zaak uit handen van de politie te blijven en zijn identiteit terug te krijgen.
Daarmee begint een spannende zoektocht waarvan de afloop niet bij voorbaat vast staat.
Bron: http://www.scholieren.com/boekverslag/66625

Perspectief

  Het verhaal wordt vertelt uit de ogen van de hoofdpersoon, Michael Bellicher. Het soort perspectief is de ik-perspectief. Het effect van deze perspectief is dat je beter weet wat de personage voelt of denkt. Je kunt je dus goed ‘inleven’ in de personage. Ik vind dit een goede keuze van de schrijver.

 Scène 1:

In deze scène ontmoet Michael,  Richard  zijn voorlopige ‘bodyguard’ en leert hem beter kennen. In het boek wordt alles vanuit de ogen van de hoofdpersoon uitgedrukt. Het stukje staat in hoofdstuk 22, blz 88-92  Ik verander deze scene zodat het vanuit Richard wordt vertelt.

Ik zat op de stoep voor de ingang van meneer Bellicher’s flat in de Deurloostraat en keek naar mijn mobieltje.
‘Meen je dat?’ vroeg een mannelijke stem.
‘Ik wil wel, maar zij wil niet’ zei ik.
‘Altijd hetzelfde.’
Ik grinnikte. ‘Bent u meneer Bellicher?’
‘Ja’, zei hij. ‘Michael Bellicher’
‘Ik ben Richard’ zei ik terwijl ik mijn hand uit stak. ‘Oom Gijs heeft gevraagd of ik u de komende tijd wil helpen.’
‘Oom Gijs? Ben jij familie van Gijs?’ vroeg hij verbaast.
‘Oom Gijs is de jongere broer van mijn moeder’, zei ik. ‘Ik lijk op mijn vader.’
‘En waar ga jij mij dan mee helpen, volgens oom Gijs?’, vroeg hij.
Ik wees naar mijn metallic blauwe auto die voor zijn deur stond.
‘Chauffeur’, zei ik. ‘En dozen sjouwen, telefoon aannemen, deur opendoen en alles in de gaten houden.’
Ik keek even naar links en daarna naar rechts. ‘Straat is veilig. We kunnen naar binnen’, zei ik. Ik liep achter Michael de trap op. ‘Geen lift’, zei ik. ‘Is er nog een andere uitgang?’
Hij schudde zijn hoofd en was verder stil, totdat we boven kwamen.
‘Niet echt om u in de gaten te houden,’ zei ik, ‘maar oom Gijs denkt dat u misschien een getuige nodig heeft die weet waar u was en zo. En dat ben ik dan. Hoe dat precies werkt weet ik ook niet, maar als het zover is, verzin ik wel wat. Tot die tijd zien we wel, dacht ik. Goed soort flat wel, trouwens.’
Ik liep rond en bekeek de verschillende kamers. Ik deed een slaapkamerdeur open en liep naar binnen. ‘Beetje een zootje, maar herkenbaar’, zei ik. Ik raapte een jasje van de grond, zocht een hangertje en hing het in de kast. Een broek legde ik over de rugleuning van een stoel. ‘Beter zo?’ vroeg hij. ‘Op een mooi pak moet je zuinig zijn’, zei ik. Ik liep de slaapkamer uit, stak de gang over en ging de logeerkamer in. ‘Oké, dan slaap ik hier’, zei ik.
‘O ja?’
  ‘Oom Gijs had al een beetje vertelt hoe deze flat in elkaar steekt en dat er een tweede was waar ik gebruik van kon maken. Mijn spullen liggen nog in de auto, niet veel, die haal ik zo wel’, zei ik.
Ik keek op mijn horloge. Het was kwart over zeven. ‘Wat doen we?’, vroeg ik. ‘Ik kan wel wat hebben.’
Het kleine Italiaanse restaurant was vol en lawaaierig. We moesten over het tafeltje leunen om elkaar goed te kunnen verstaan. Ik strooide een extra lading Parmezaanse kaas over mijn spaghetti en mengde het goed door elkaar voordat ik het begon te eten.
‘Maar eigenlijk ben ik coureur’, zei ik. ‘Formule 3, en als het lukt, ga ik door. Dat is wat ik wil, alleen mijn vader wil daar niets van weten. Na tien jaar in de karts vond hij het wel genoeg geweest. Niet om het geld of zo, want dat moet je natuurlijk wel hebben, maar hij vindt het gewoon ordinair.’ Mijn vader vindt alles met een verbrandingsmotor ordinair.’ ‘Is ook een mening. En u?
‘Doe je dat expres?’ vroeg hij.
‘Tegen oom Gijs zeg ik ook ‘’u’’, en dus is het logisch dat ik tegen u ook zeg. Zo klopt het. Begrijpt u?’

Scène 2:

In deze scène gebeurt de auto-ongeluk waar Michael de getuige van was. De scène staat in hoofdstuk twee, bladzijden  8-9. Het is geschreven in de ik-perspectief en ik verander het in de perspectief van de alwetende verteller.
  De auto voor Michael reed tachtig en leek even te stuiteren, alsof hij de hik had. Hij zag het niet goed, want op datzelfde moment piepte zijn telefoon. Het was een bericht van Gijs zijn compagnon, uit Amerika. Hij zat al bijna een maand in Atlanta, waar hij aan een fusieadvies voor een multinational in zakenreis werkte. ‘Tegen een inkoopprijs was businessclass opeens niet meer overdreven’ Dat soort gedachten kwamen in hem op terwijl hij vooroverboog on het sms’je te lezen. Hij bedacht zich dat het daar midden in de nacht moest zijn. Hij reikte met zijn rechterhand naar het toestel om het bericht weg te drukken. Maar zijn vinger haalde het knopje niet. De achterkant van de auto begon te schuiven. De bestuurder probeerde te corrigeren, maar wat hij deed had een averechts effect. De situatie begon steeds gevaarlijker te worden. De auto draaide half om zijn as, stuiterde nog een keer en sloeg over de kop. Pal voor Michael.
  Tijd om te begrijpen wat er gebeurde, had hij niet. Hij reageerde instinctief. Beelden zetten zich onmiddellijk in handelingen. Hij zag en deed. Zij handen en voeten namen eigen beslissingen.  Zijn hart pompte, zijn longen zogen en bliezen, harder dan hij kon bijhouden. Zijn lichaam redde zichzelf, hij draaide weg van de schuivende en tollende auto voor zich heen, ergens heen. De auto voor hem raakte iets hards, kantelde, schoof op zijn zijkant over het asfalt, een vonkregen spoot onder het plaatstaal vandaan. Zijn ogen waren overal tegelijk. Hij hing aan zijn stuur om de crash te ontwijken. De motorkap van de auto voor hem sprong over en door de enorme krachten scheurde hij af en vloog door de lucht.  Het was een mooie dag op een stille provinciale weg.
Hij trapte met zijn hele gewicht op de rem. De motorkap kwam recht op hem al, heel traag , in een moordende slowmotion. Michael keek links, rechts en zag in de verte een motorrijder die net om de volgende bocht verdween. De weg was leeg.
De auto voor hem ploegde  door de berm en kwam met een enorme dreun tegen een betonnen paal tot stilstand. Het glanzend blauwe plaatwerk van de auto verloor zijn vorm  en verkreukelde. Op nog geen tien meter van Michael af. De paal waar de auto tegen botste, trilde, wankelde en brak uiteindelijk. Het betonnen gevaarte zakte naar beneden, dwars over de restanten van de auto heen. Hij moest de klap hebben gehoord, maar kon zich later niets van herinneren. Het was alsof het hele ongeluk zich in stilte had afgespeeld.

Commentaar

  Door de veranderingen die ik heb gebracht in de eerste scène weet je niet wat Michael denkt en voelt. In sommige stukjes wordt het zelfs onbegrijpelijk waarom ergens over wordt gepraat of gevraagd, doordat je niet in Michaels gedachten kunt lezen en niet door zijn ogen kijkt. Bijvoorbeeld waar Michael aan dacht terwijl hij met Richard naar boven ging. We weten alleen van Richard dat hij stil was.
  
  In de tweede scène kun je door de alwetende verteller wel weten wat  Michael voelt. De hele situatie is duidelijker dan de eerste, omdat de alwetende verteller ziet wat er gebeurt, de situatie omschrijft en er af en toe zelf wat bijvoegt. Bijvoorbeeld ‘De situatie begon steeds gevaarlijker te worden’, dat is niet iets wat Michael zegt of er aan denkt, want het enige wat hij wil is het ongeluk ontwijken.











1 opmerking:

  1. Goed en gedetailleerd beschreven! Denk er om dat je ook je tekst in Som moet inleveren, omdat je op die manier een copyright op je werk legt: iemand anders kan het dan niet meer kopiëren en inleveren, want dat blijkt dan uit de plagiaatcheck. Volgende keer doen, anders kun je dan maximaal een 6,0 krijgen voor je opdracht.

    BeantwoordenVerwijderen