Titel: Cel
Auteur: Charles den Tex
Uitgeverij: De Geus
Aantal bladzijden: 378
Jaar uitgave: 2008
Mijn mening
Ik vind het boek ‘Cel’ van Charles den Tex een
originele, spannende en grappige boek. Een originele boek, omdat de
hoofdstukken erg van lengte verschillen, sommige zijn erg kort in tegenstelling
tot de rest, bijvoorbeeld. hoofdstuk 43: ‘Dit
gaat niet over mij-onthouden-dit gaat niet over mij.’ en het thema van het
boek (gestolen identiteit) komt niet vaak in boeken voor. Ik vind het een
spannend boek, omdat er veel in het boek gebeurt waar je eerst nog maar weinig
van weet. De informatie die je krijgt komt stuk voor stuk waardoor je
nieuwsgierig word, het bouwt de spanning goed op. Het is ook een grappige boek,
er zijn erg humoristische stukjes in het boek en ik vond de T-shirt bedrukkingen van Richard lachwekkend.
Het boek is echt een aanrader!!
Samenvatting
Michael Bellicher, is getuige van een auto-ongeluk met dodelijke afloop.
Hij is zelfs de enige getuige. De politie ondervraagt hem over wat hij gezien
heeft. Een routinekwestie. Maar tot zijn stomme verbazing wordt hij na afloop
aangehouden op verdenking dat hij enkele maanden eerder een dodelijk ongeluk
zij hebben veroorzaakt en te zijn doorgereden.
Michael weet van niets. Hij is de afgelopen tijd in het buitenland geweest voor zaken, wat hem in de ogen van de politie extra verdacht maakt. Er is maar één mogelijkheid: iemand anders heeft zich als Michael Bellicher voorgedaan, heeft in een auto gereden met zíjn kentekenplaten. Iemand heeft kortom, Michaels identiteit geroofd. Want het houdt niet op bij het auto-ongeluk waarbij de auto op Michaels naam blijkt te staan. Michael wordt ook verdacht van het plegen van een ramkraak op een juwelier en er is op zijn naam een gigantische hypotheek op een waardeloos tuinbouwbedrijf.
Het is nu zaak uit handen van de politie te blijven en zijn identiteit terug te krijgen.
Daarmee begint een spannende zoektocht waarvan de afloop niet bij voorbaat vast staat.
Michael weet van niets. Hij is de afgelopen tijd in het buitenland geweest voor zaken, wat hem in de ogen van de politie extra verdacht maakt. Er is maar één mogelijkheid: iemand anders heeft zich als Michael Bellicher voorgedaan, heeft in een auto gereden met zíjn kentekenplaten. Iemand heeft kortom, Michaels identiteit geroofd. Want het houdt niet op bij het auto-ongeluk waarbij de auto op Michaels naam blijkt te staan. Michael wordt ook verdacht van het plegen van een ramkraak op een juwelier en er is op zijn naam een gigantische hypotheek op een waardeloos tuinbouwbedrijf.
Het is nu zaak uit handen van de politie te blijven en zijn identiteit terug te krijgen.
Daarmee begint een spannende zoektocht waarvan de afloop niet bij voorbaat vast staat.
Bron: http://www.scholieren.com/boekverslag/66625
Perspectief
Het verhaal wordt
vertelt uit de ogen van de hoofdpersoon, Michael Bellicher. Het soort
perspectief is de ik-perspectief. Het effect van deze perspectief is dat je
beter weet wat de personage voelt of denkt. Je kunt je dus goed ‘inleven’ in de
personage. Ik vind dit een goede keuze van de schrijver.
Scène 1:
In deze scène ontmoet
Michael, Richard zijn voorlopige ‘bodyguard’ en leert hem beter
kennen. In het boek wordt alles vanuit de ogen van de hoofdpersoon uitgedrukt.
Het stukje staat in hoofdstuk 22, blz 88-92 Ik verander deze scene zodat het vanuit
Richard wordt vertelt.
Ik zat op de stoep voor
de ingang van meneer Bellicher’s flat in de Deurloostraat en keek naar mijn
mobieltje.
‘Meen je dat?’ vroeg een
mannelijke stem.
‘Ik wil wel, maar zij
wil niet’ zei ik.
‘Altijd hetzelfde.’
Ik grinnikte. ‘Bent u
meneer Bellicher?’
‘Ja’, zei hij. ‘Michael
Bellicher’
‘Ik ben Richard’ zei ik
terwijl ik mijn hand uit stak. ‘Oom Gijs heeft gevraagd of ik u de komende tijd
wil helpen.’
‘Oom Gijs? Ben jij
familie van Gijs?’ vroeg hij verbaast.
‘Oom Gijs is de jongere
broer van mijn moeder’, zei ik. ‘Ik lijk op mijn vader.’
‘En waar ga jij mij dan
mee helpen, volgens oom Gijs?’, vroeg hij.
Ik wees naar mijn metallic
blauwe auto die voor zijn deur stond.
‘Chauffeur’, zei ik. ‘En
dozen sjouwen, telefoon aannemen, deur opendoen en alles in de gaten houden.’
Ik keek even naar links
en daarna naar rechts. ‘Straat is veilig. We kunnen naar binnen’, zei ik. Ik
liep achter Michael de trap op. ‘Geen lift’, zei ik. ‘Is er nog een andere
uitgang?’
Hij schudde zijn hoofd
en was verder stil, totdat we boven kwamen.
‘Niet echt om u in de
gaten te houden,’ zei ik, ‘maar oom Gijs denkt dat u misschien een getuige
nodig heeft die weet waar u was en zo. En dat ben ik dan. Hoe dat precies werkt
weet ik ook niet, maar als het zover is, verzin ik wel wat. Tot die tijd zien
we wel, dacht ik. Goed soort flat wel, trouwens.’
Ik liep rond en bekeek
de verschillende kamers. Ik deed een slaapkamerdeur open en liep naar binnen. ‘Beetje
een zootje, maar herkenbaar’, zei ik. Ik raapte een jasje van de grond, zocht
een hangertje en hing het in de kast. Een broek legde ik over de rugleuning van
een stoel. ‘Beter zo?’ vroeg hij. ‘Op een mooi pak moet je zuinig zijn’, zei
ik. Ik liep de slaapkamer uit, stak de gang over en ging de logeerkamer in. ‘Oké,
dan slaap ik hier’, zei ik.
‘O ja?’
‘Oom Gijs had al een beetje vertelt hoe deze
flat in elkaar steekt en dat er een tweede was waar ik gebruik van kon maken.
Mijn spullen liggen nog in de auto, niet veel, die haal ik zo wel’, zei ik.
Ik keek op mijn horloge.
Het was kwart over zeven. ‘Wat doen we?’, vroeg ik. ‘Ik kan wel wat hebben.’
Het kleine Italiaanse
restaurant was vol en lawaaierig. We moesten over het tafeltje leunen om elkaar
goed te kunnen verstaan. Ik strooide een extra lading Parmezaanse kaas over
mijn spaghetti en mengde het goed door elkaar voordat ik het begon te eten.
‘Maar eigenlijk ben ik coureur’,
zei ik. ‘Formule 3, en als het lukt, ga ik door. Dat is wat ik wil, alleen mijn
vader wil daar niets van weten. Na tien jaar in de karts vond hij het wel
genoeg geweest. Niet om het geld of zo, want dat moet je natuurlijk wel hebben,
maar hij vindt het gewoon ordinair.’ Mijn vader vindt alles met een
verbrandingsmotor ordinair.’ ‘Is ook een mening. En u?
‘Doe je dat expres?’
vroeg hij.
‘Tegen oom Gijs zeg ik
ook ‘’u’’, en dus is het logisch dat ik tegen u ook zeg. Zo klopt het. Begrijpt
u?’
Scène 2:
In deze scène gebeurt de
auto-ongeluk waar Michael de getuige van was. De scène staat in hoofdstuk twee,
bladzijden 8-9. Het is geschreven in de ik-perspectief en ik verander het in de
perspectief van de alwetende verteller.
De auto voor Michael reed tachtig en leek
even te stuiteren, alsof hij de hik had. Hij zag het niet goed, want op
datzelfde moment piepte zijn telefoon. Het was een bericht van Gijs zijn compagnon,
uit Amerika. Hij zat al bijna een maand in Atlanta, waar hij aan een
fusieadvies voor een multinational in zakenreis werkte. ‘Tegen een inkoopprijs was
businessclass opeens niet meer overdreven’ Dat soort gedachten kwamen in hem op
terwijl hij vooroverboog on het sms’je te lezen. Hij bedacht zich dat het daar
midden in de nacht moest zijn. Hij reikte met zijn rechterhand naar het toestel
om het bericht weg te drukken. Maar zijn vinger haalde het knopje niet. De
achterkant van de auto begon te schuiven. De bestuurder probeerde te
corrigeren, maar wat hij deed had een averechts effect. De situatie begon
steeds gevaarlijker te worden. De auto draaide half om zijn as, stuiterde nog
een keer en sloeg over de kop. Pal voor Michael.
Tijd om te begrijpen wat er gebeurde, had hij
niet. Hij reageerde instinctief. Beelden zetten zich onmiddellijk in
handelingen. Hij zag en deed. Zij handen en voeten namen eigen beslissingen. Zijn hart pompte, zijn longen zogen en
bliezen, harder dan hij kon bijhouden. Zijn lichaam redde zichzelf, hij draaide
weg van de schuivende en tollende auto voor zich heen, ergens heen. De auto
voor hem raakte iets hards, kantelde, schoof op zijn zijkant over het asfalt, een
vonkregen spoot onder het plaatstaal vandaan. Zijn ogen waren overal tegelijk.
Hij hing aan zijn stuur om de crash te ontwijken. De motorkap van de auto voor
hem sprong over en door de enorme krachten scheurde hij af en vloog door de
lucht. Het was een mooie dag op een
stille provinciale weg.
Hij trapte met zijn hele
gewicht op de rem. De motorkap kwam recht op hem al, heel traag , in een
moordende slowmotion. Michael keek links, rechts en zag in de verte een
motorrijder die net om de volgende bocht verdween. De weg was leeg.
De auto voor hem ploegde door de berm en kwam met een enorme dreun
tegen een betonnen paal tot stilstand. Het glanzend blauwe plaatwerk van de
auto verloor zijn vorm en verkreukelde.
Op nog geen tien meter van Michael af. De paal waar de auto tegen botste,
trilde, wankelde en brak uiteindelijk. Het betonnen gevaarte zakte naar
beneden, dwars over de restanten van de auto heen. Hij moest de klap hebben
gehoord, maar kon zich later niets van herinneren. Het was alsof het hele
ongeluk zich in stilte had afgespeeld.
Commentaar
Door de veranderingen
die ik heb gebracht in de eerste scène weet je niet wat Michael denkt en voelt.
In sommige stukjes wordt het zelfs onbegrijpelijk waarom ergens over wordt
gepraat of gevraagd, doordat je niet in Michaels gedachten kunt lezen en niet
door zijn ogen kijkt. Bijvoorbeeld waar Michael aan dacht terwijl hij met
Richard naar boven ging. We weten alleen van Richard dat hij stil was.
In de tweede scène kun je door de alwetende verteller
wel weten wat Michael voelt. De hele
situatie is duidelijker dan de eerste, omdat de alwetende verteller ziet wat er
gebeurt, de situatie omschrijft en er af en toe zelf wat bijvoegt. Bijvoorbeeld
‘De situatie begon steeds gevaarlijker te worden’, dat is niet iets wat Michael
zegt of er aan denkt, want het enige wat hij wil is het ongeluk ontwijken.
Goed en gedetailleerd beschreven! Denk er om dat je ook je tekst in Som moet inleveren, omdat je op die manier een copyright op je werk legt: iemand anders kan het dan niet meer kopiëren en inleveren, want dat blijkt dan uit de plagiaatcheck. Volgende keer doen, anders kun je dan maximaal een 6,0 krijgen voor je opdracht.
BeantwoordenVerwijderen